Alarmsignalen en de ontwikkeling van baby’s

Alarmsignalen zijn afwijkende kenmerken in de ontwikkeling van baby’s/jonge kinderen. Baby’s moeten rond de 4 maanden kunnen glimlachen naar personen in de omgeving en met name naar hun opvoeders. Ze gaan tevens geluidjes van hun ouders imiteren. Er ontstaat wederkerigheid in contact. Ook hebben ze interesse in hun eigen handen en voeten, ze ontdekken dat ze die kunnen aansturen. De motorische ontwikkeling neemt dus een sprong. Baby’s kunnen hun hoofd steeds beter rechtop houden en ze beginnen te oefenen met het reiken en grijpen naar voorwerpen en personen. Een baby leert focussen op objecten en begint kleurcontrasten te onderscheiden. Vanaf 7 maanden laat een baby duidelijke reacties zien op lichamelijke intimiteit met de opvoeder en met vreemden, hier zal een verschil in te zien zijn. Het brabbelen neemt steeds grotere vormen aan en baby’s gaan simpele contactspelletjes meedoen (bv. kiekeboe).

Baby’s waarbij deze ontwikkeling anders verloopt zouden kenmerken van autisme kunnen vertonen. Een baby laat zich dan moeilijk fysiek troosten door de opvoeder, neem geen initiatief in lichamelijk contact en glimlacht niet tot nauwelijks. Baby’s met autisme kunnen hun hoofd met moeite omhoog houden en hebben een zeer beperkte interesse in de omgeving (maken geen gericht contact, focus ontbreekt en reiken en grijpen is nauwelijks aanwezig). Baby’s met kenmerken van autisme brabbelen niet en imiteren geen geluiden van hun opvoeders. Tevens is hun lichaamshouding vaak slap of juist erg stijf en overspannen vanwege overprikkeling (continu gespannen spieren door alles wat er in de omgeving gebeurd en niet wordt begrepen/anders wordt ervaren door de baby).

Deze afwijkende ontwikkeling zet zich vaak door na het eerste jaar. Als een kind 1 jaar is dan moet er een sprong komen in de emotionele- en in de taalontwikkeling. Kinderen hechten zich aan de opvoeders en voelen zich vaak ontdaan als zij uit het zicht zijn. Bij kinderen met kenmerken van autisme is dit nauwelijks zichtbaar. De hechting verloopt afwijkend. De baby’s tonen weinig reactie richting te omgeving en nemen geen initiatief tot spelletjes. Er wordt weinig met speelgoed gespeeld of steeds met hetzelfde speelgoed op een repeterende manier. Simpele woorden worden nog niet nagezegd, vaak zeggen kinderen met autisme van 1 jaar nog geen ‘papa’ en ‘mama’. Ouders weten en zien vaak wel dat er iets mis is met hun kind, maar weten niet wat en daarom is het moeilijk om vroegtijdig de juiste aanpak in te zetten.

Autisme screening

Ouders weten en zien vaak wel dat er iets mis is met hun kind, maar weten niet wat en daarom is het moeilijk om vroegtijdig de juiste aanpak in te zetten. Artsen op het consultatiebureau kunnen echter wel gebruik maken van een screeningsinstrument om autisme bij jonge kinderen eerder op te sporen en ouders te helpen met een prettige aanpak voor hun kind. Daarnaast kan een orthopedagoog/psycholoog ook een diagnostisch onderzoek doen gericht op de aanwezigheid van een autisme spectrum stoornis. Niet om direct te classificeren, maar juist om handreikingen te bieden aan ouders omtrent complexe opvoedvraagstukken.